Ik kom nog maar de straat uitgefietst, en daar is de eerste bel al. In het begin dacht ik dat ik iets fout deed, of me heel onbehoorlijk gedroeg, dus excuseerde ik me toen de man, vervolgens de vrouw, toen weer een man, een jongen en een meisje me voorbijreden, allemaal na het obligate gebel. Maar toen ik de volgende dagen, bij wijze van experiment, helemaal rechts, net niet in het gootje ging rijden, bleven ze toch bellen.
Was er dan iets fout met de fiets? Het is een oer-Nederlandse, dat geef ik toe, maar verder? Ik vroeg het mijn al even Nederlandse vriendin: “Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen?”, maar ze zag ook niks mis.
Mijn voorlopige conclusie is dan ook dat het niet aan de fiets of de rijstijl, maar aan de Antwerpenaars zelf ligt. Het is misschien een stukje vrolijke volkscultuur? Misschien is het een stedelijke manier van vriendelijk begroeten? Of misschien zien deze ‘toeters en bellen’-mensen gewoon niet zo goed, kunnen ze moeilijk “het gat passen”, en panikeren ze al als ze iemand voor zich zien opduiken. Dat zou overigens ook meteen verklaren waarom ik hier zoveel vuil naast i.p.v. in de vuilnisbakken zie.
Of misschien ben ik gewoon te teergevoelig voor de stad, en ben ik teveel gewoon geworden aan het zachte “pardon?” uit West-Vlaanderen, waar mensen slechts met veel schroom de aandacht vragen. Waar elke opmerking vooraf wordt gegaan door een stil kuchje en een opgestoken vinger.
Zou het wennen? Dat weet ik niet. Voorlopig rij ik van het schrikken nog steeds het trottoir op, de struiken in, om tussen het zwerfvuil te belanden.
Maar één iets weet ik zeker: ik wil ook geen toeters en bellen meer op mijn websites.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten