Wat een heerlijke wind weer. Heerlijk om tegenin te fietsen. Ik voel me heel wakker, heel bewust, alsof ik toch een beetje grip heb op mijn leven.
Boven me vliegt een vlucht vogels. 'Regenwulpen', zeg ik meteen, omdat die titel me altijd is blijven achtervolgen hoewel ik niet weet hoe zo'n wulp er dan uitziet. Niet wulps alvast, maar verwarrend, zoals deze vlucht.
Jaren heb ik gedacht dat er een leider vooraan vloog aan zo'n groep vogels, die de anderen op sleeptouw nam en ze netjes zou begeleiden naar een gezellige nestplaats of een walking dinner aan de waterkant.
'Niks van', vertelde mijn vriendin me dit weekend. 'Er is geen leider. De vogels dringen elkaar de leiding op. Iedere vogel wil eigenlijk beschutting achter de ander, en drukt zo een ander naar voor, die dan draait en keert op de wind om weer achter de andere te geraken. Niemand wil zijn kop uitsteken. De leider is niet de top- maar de pechvogel.'
Zijn mensen ook zo, vraag ik me dan af. Wij zijn toch ook kuddedieren? Zijn onze leiders ook de kop opgedrongen? Als ik met een groepje amateurwielrenners ga rijden, merk ik ook soms dat ik opeens vooraan rijd, zonder dat ik dat wil. En dan hoop ik op een bocht waar ik onopvallend naar binnen kan schuiven en een ander de leiding kan opdringen.
Het wordt natuurlijk anders wanneer een camera opduikt of het om winnen of verliezen gaat. Dan komen de haantjes naar voor. Maar verder? Speelt die kuddegeest, de wens om ons achter de ander te verstoppen, niet meer dan ambitie en de drang naar beloningen? En kan ik iets met dat inzicht om campagnes uit te tekenen?
De wind steekt intussen nog feller op, en ik kijk onwillekeurig achterom. Kijk eens aan, er blijken drie mensen achter me aan te fietsen.
Giechelend laat ik me uitzakken. Jullie beurt om de wind te vangen, denk ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten